De Ridge


Hieraan dankt het ras zijn naam. De ridge wordt gevormd door een streep in tegengestelde richting groeiend haar, midden over de rug. Aan de voorzijde bevindt zich de "box" die net achter de schoudertoppen begint en symmetrisch van vorm is. De box kan rond, hartvormig, recht, vierkant of rechthoekig zijn en dient twee symmetrisch geplaatste kruinen of "crowns" te bevatten. De ideale rugstreep is direct achter de box ongeveer 5 centimeter breed en verloopt taps tot in een punt doorlopend ter hoogte van de heupen. De lengte van de box mag niet meer dan een derde van de totale lengte zijn.

 

Deze ridge heeft geen enkele functie en voornoemde jager op grootwild zal hieraan geen enkele waarde gehecht hebben. Bij het opstellen van raspunten door een aantal liefhebbers is de ridge als bijzonder kenmerk genoteerd. Dit gebeurde op initiatief van de families Peard, Dickson en Barnes. Reden hiervoor was het gegeven dat omstreeks 1920 de interesse voor safari's beduidend verminderde. De leeuwenjagers namen snel in aantal af en ook werden hun honden minder gefokt. F. Barnes belegde een bijeenkomst in Bulawayo in het jaar 1922 en er werden, naar voorbeeld van de standaard voor de Dalmatische hond, richtlijnen vastgesteld voor het fokken van één type hond met een ridge. Barnes richtte bij deze gelegenheid tevens de eerste club voor het ras op, die we nu nog steeds kennen als de Parent-club. Door zijn inspanningen werd deze club alsmede de rasstandaard in 1924 erkend door de Kennel Union of South Africa (KUSA). De ridge is hierdoor het specifieke kenmerk van het ras geworden. Hij is hierdoor toch bijzonder belangrijk in de fokkerij en bij het showgebeuren.

 

Inmiddels zijn er naast de Rhodesian Ridgeback andere rassen bekend waarbij een vergelijkbare rugstreep aanwezig is. Onder andere de Thai Ridgeback welke in 1993 erkend is door het F.C.I. Ook in diverse Afrikaanse landen zijn populaties te vinden met deze eigenaardigheid. In Namibië de "Kaokaland jachthond", bij Zulustammen de "Isiqha" als ook de Bantu's en Hottentotten met hun "Nguni" jachthonden.

Ook op een eiland in de golf van Siam, genaamd Phu Quoc is er de "Phu Quoc windhond". Laatstgenoemde is omstreeks 1890 naar Frankrijk meegebracht en in Antwerpen op een tentoonstelling gekeurd. In het boek "Hondenrassen" van de hand van H.A. Graaf van Bylandt, daterend 1904, is van dit ras een beschrijving opgenomen voorzien van een tekening uit 1895.

Let er wel op dat bij een pup zonder ridge deze er NOOIT één zal krijgen! Ook het aantal kronen zal nooit in aantal toe- of afnemen.