Bureaucratie is de aanleiding geweest, waardoor voor zover bekend, een Rhodesian Ridgeback voor de eerste maal voet(en) zette op Nederlandse bodem. Ida Veldhuyzen van Zanten, enige dochter uit een bollenkwekersgezin met zes zonen uit Hillegom, was in September 1945 een kleine luchtvaartmaatschappij begonnen voor vluchten naar en in Afrika.
Ze opereerde voornamelijk in het toenmalige Rhodesie en Zuid-Afrika, maar moest deze streken verlaten omdat ze geen verblijfsvergunning kreeg van de plaatselijke autoriteiten.
Vlak voor haar vertrek had Ida een "Pronkrug" gekregen die "Pegasus" heette. Ze had de hond gekregen van een verpleegster die het dier had achtergelaten, met een briefje aan zijn halsband met de tekst "for Ida" erop. Pegasus was geboren op een RAF basis in Rhodesie en was gefokt door een Engelse militair. Pegasus, "het vliegend paard uit de mythologie", vloog daadwerkelijk. Hij vergezelde Ida op de vluchten en wist steeds bij het landen als eerste uit de "Aerovan" te springen om dan als een bezetene naast het vliegtuig mee te rennen.
Mevr. I. Veldhuyzen-v. Zanten met Pegasus
Met Pegasus is zij, dus toen haar verblijfsvergunning geweigerd werd, naar Engeland gevlogen. In Londen aangekomen werd haar vliegtuig onderworpen aan een inspectie door de douane en mogelijk smokkelwaar,en hoewel Ida hem zorgvuldig verborgen had kon Pegasus het niet laten de aandacht te trekken door luid te blaffen. "Oh, you've got a dog in the plane"!, waren de woorden van de inspecterende beambte en dus ging het smokkelfeest niet door. Pegasus moest in quarantaine en dat wilde Ida hem niet aandoen, dus meteen de boot genomen en via Calais naar Nederland gekomen.
Ida ging in Voorschoten wonen, recht tegenover een kippenrestaurant. Dit kippenrestaurant had een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de toch wel gulzige Ridgeback.
Op een keer had hij weer eens met zijn grote aandoenlijke ogen het hart gestolen van gasten op he terras en kort daarna deed hij zich tegoed aan heerlijke kippenbotjes.
Deze werden hem noodlottig, omdat er een botje in de slokdarm bleef steken. Pegasus was nog maar enkele jaren oud toen hij ten gevolge van dit voorval op de behandeltafel van de dierenarts terecht kwam en wegvloog, voor de laatste keer maar nu naar het hondenparadijs.
Deze hond met de eigenaardige tegendraadse streep haren op de rug bleef in Nederland niet onopgemerkt. De bekende Nederlandse kynoloog P.M.C. Toepoel, tevens huisvriend van de familie van Zanten, toonde bijzonder veel belangstelling voor het ras en ijverde voor de introductie van de toen nog als "Pronkrug" bekend staande en niet als ras erkende hond.
In de zomer van 1947 importeerde Mevr. Goedhart-Bakker-Hofbauer twee Pronkruggen van fokker L.H. de Geus uit Ermelo Zuid-Afrika. Dit waren halfbroer en halfzus "Ntombi In-Gonyama" en "Indoena In-Gonyama", respectievelijk geboren op 29 Juni 1947 en 1 Augustus 1947.
Op uitnodiging van kynologenvereniging "Zutphen en omstreken" werden deze exemplaren op 16 Oktober 1949 te Zutphen aan het publiek voorgesteld. De kynologie besteedde uitgebreid aandacht aan het fenomeen.
De Heer Goedhart-Bakker werd in 1949 tot de eerste raskeurmeester benoemd, gelijktijdig met de erkenning van het ras in Nederland.
In de jaren 1949 tot 1970werden er slechts elf geregistreerde nesten geboren met in totaal eenentachtig pups. De kennels "van de Tafelbaai", "Campina's van Staveren", "van de Stilbaai", "Chitambo's" en "van't Zand" waren destijds actief en zijn te vinden in het archief van het Raad van Beheer te Amsterdam.
Men kan deze fokkers van het eerste uur zien als de pioniers voor de promotie van de Rhodesian Ridgeback in Nederland.
De Rhodesian Ridgeback
Ruim honderd jaar geleden jaagde een befaamde jager op grootwild in Rhodesië (nu Zimbabwe) met zijn meute honden. Zijn naam was Cornelis van Rooijen en zijn meute jachthonden bestond uit zeer uiteenlopende kruisingsproducten van de destijds algemeen voorkomende populaire Europese rassen. In de meute waren exemplaren die in grootte en exterieur varieerden van kleinere doggen tot terriërs. Een grote diversiteit in kleur was aanwezig, doch eenkleurig geel en rood, als ook gestroomde honden zag je het meest. Van Rooijen wist door strenge selectie een jachthond te verkrijgen die bijzonder geschikt was voor het jagen onder de barre omstandigheden. Een hond die weinig gevoelig is voor de in ruime mate aanwezige parasieten, een hond die om weinig verzorging vraagt, een die niet overmatig veel voedsel nodig heeft, een die lang zonder water kan, een die zowel op zicht als ook met de neus jaagt, een die het kamp of de boerderij kan bewaken, een die behoorlijk snel kan lopen, wendbaar is en over de nodige spierkracht beschikt, een die over een groot uithoudingsvermogen beschikt … Cornelis kreeg het voor elkaar om een dergelijke hond te fokken en hij werd door andere jagers zeer gerespecteerd. Velen kochten bij hem hun honden of combineerden ze met de zijne. Op zijn boerderijtje in Plumtree waren er altijd wel belangstellenden die zeer onder de indruk waren van de band die Cornelis met zijn honden had.
Cornelis keek verder dan de Europese rassen die de Boeren en Engelsen meebrachten naar Afrika, hij kruiste ook met Afrikaanse honden en bastaarden. Sommige ervan waren voorzien van een dorsale kam of ridge, welke deze mutatie doorgaven aan het nageslacht. Er bestaan diverse versies van even zovele auteurs en onderzoekers waar deze mutatie zich het eerst heeft voorgedaan. Aanvankelijk werd gesproken over de hond van de Hottentotten welke leek op een jakhals en voorzien was van een rugkam. Later is dit weerlegd, deze honden zouden met Bantu's uit Oost Afrika meegekomen zijn. Niet de hottentot hond doch de Afrikaanse jachthond "Nguni" zou verantwoordelijk zijn voor het doorgeven van de ridge in de populatie jachthonden van Van Rooijen.
Van Rooijen's honden stonden in die tijd bekend als: Leeuwhond, Boerhond, Van Rooijenhond, Rifrug, Kamrug en Steekbaard.
Gezegd mag worden dat Cornelis van Rooijen bijzonder veel inspanningen heeft gedaan om die voor het Afrikaanse klimaat geschikte gebruikshond te fokken die we nu kennen als Rhodesian Ridgeback.
Een hond die op geen enkel terrein uitblinkt doch op alle kan functioneren. Hij is snel maar niet de snelste, hij is sterk maar er zijn sterkere rassen en zo kan je nog wel een aantal eigenschappen belichten.
Een ding is zeker het is een normale hond zonder overdrevenheid, geen toeters en bellen, gewoon "sound".